Newsflash
Fiscaliteit en sociale zekerheid

Om werkgevers in de particuliere sector aan te moedigen hun werknemers meer opleiding te laten volgen, is bij de programmawet van 20 december 2020 een nieuw belastingvoordeel - in de vorm van een gedeeltelijke vrijstelling van de doorstorting van bedrijfsvoorheffing - ingevoerd. De voorwaarden voor de toepassing van deze steunmaatregel werden onlangs gepreciseerd in de circulaire van 15 juli 2022.

Toekenningsvoorwaarden

Om voor deze vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in aanmerking te komen, moet aan verschillende voorwaarden worden voldaan.

Eerst en vooral moet de betrokken werknemer minstens 6 maanden bij de werkgever in dienst zijn. Deze voorwaarde is bedoeld om te voorkomen dat routinematige opleidingen ter kennismaking met de nieuwe functie in aanmerking komen voor de vrijstelling van doorstorting bedrijfsvoorheffing.

Ten tweede moet de betrokken werknemer gedurende een bepaalde periode een minimumaantal in aanmerking komende opleidingen volgen. Indien de werkgever beschouwd wordt als een kleine vennootschap in de zin van artikel 1:24 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, bedraagt het minimumaantal opleidingsuren 38 uur over een ononderbroken periode van 75 kalenderdagen. Wanneer de werkgever een onderneming is waarin ploegen- of nachtarbeid wordt verricht en die een ploegenpremie betaalt of toekent, bedraagt het minimumaantal opleidingsuren 76 uur over een ononderbroken periode van 60 kalenderdagen. Voor andere werkgevers is de drempel 76 uur opleiding, te volgen over een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen. In geval van arbeidsduurvermindering wordt het minimumaantal opleidingsuren evenredig verminderd.

Om deze drempel te bereiken, kan men de duur van verscheidene opleidingen bij elkaar optellen. Opleidingen die 's avonds plaatsvinden of slechts enkele uren duren, komen dus ook in aanmerking. De dagen waarop de opleiding wordt gevolgd zijn ook niet van belang. Het kunnen dus zowel werkdagen als verlofdagen zijn.

Alle opleidingen die niet verplicht zijn gesteld door een wettelijke of reglementaire bepaling, door een collectieve arbeidsovereenkomst of door een andere soortgelijke bepaling, worden in aanmerking genomen. Bijgevolg komt verplichte bijscholing niet in aanmerking. Ook opleidingen die gevolgd worden in het kader van de interprofessionele doelstelling van 5 dagen per jaar, zoals bepaald in de wet betreffende werkbaar en wendbaar werk, komen niet in aanmerking. Deze wet is bedoeld om de werkgevers aan te moedigen extra inspanningen te leveren op het gebied van opleiding.

Meer specifiek wat de interprofessionele doelstelling van 5 dagen betreft (die alleen geldt voor bedrijven met ten minste 10 werknemers), benadrukken wij dat deze 3 dagen bedraagt in 2022. Deze zal stijgen tot 4 dagen in 2023 en tot 5 dagen in 2024. In bedrijven met tussen 10 en 20 werknemers wordt deze doelstelling echter teruggebracht tot één dag per jaar per werknemer. Terwijl deze doelstelling momenteel berekend wordt als een gemiddelde per voltijds equivalent werknemer in de onderneming, voorziet de arbeidsdeal in een individualisering van deze doelstelling per werknemer.

Bovendien moeten de kosten van deze in aanmerking komende opleidingen volledig door de werkgever worden gedragen. Met andere woorden, deze opleidingen moeten beroepskosten voor de werkgever zijn. In de circulaire wordt ook gepreciseerd dat opleidingen die in het kader van een cafetariaplan worden gevolgd, niet in aanmerking komen.

Voordelen van de maatregel

Wanneer aan de bovengenoemde voorwaarden is voldaan, bedraagt de van doorstorting vrijgestelde bedrijfsvoorheffing 11,75% van het totaal van de in aanmerking komende belastbare bezoldigingen van alle betrokken werknemers samen, met uitsluiting van het dubbel vakantiegeld, eindejaarpremie, de achterstallige bezoldigingen, de inkomsten die niet aan de bedrijfsvoorheffing worden onderworpen of bij verdrag zijn vrijgesteld. Bovendien worden deze bezoldigingen slechts in aanmerking genomen tot een maximum van 3.500 EUR belastbaar per werknemer. Dit bedrag moet evenredig verminderd worden in geval van een deeltijdse tewerkstelling.

Deze vrijstelling geldt slechts eenmaal gedurende de kalendermaand waarin de opleiding werd voltooid.

Vereiste formaliteiten

De werkgever die deze maatregel wil toepassen, moet daartoe een tweede aangifte bedrijfsvoorheffing indienen.

Het is ook de taak van de werkgever om een nominatieve lijst ter beschikking te houden van de fiscale administratie. Deze lijst moet voor elke betrokken werknemer bepaalde gegevens bevatten, waaronder de volledige identiteit, het nationale nummer, de gevolgde opleidingen, de data waarop de opleidingen gevolgd zijn, het bedrag van de bezoldigingen  die in aanmerking worden genomen en een gedetailleerde berekening van die bedrijfsvoorheffing.

Actiepunt

Er zijn weinig statistische gegevens die ons in staat stellen het succes van deze maatregel bij de ondernemingen tot nu toe te beoordelen, hoe interessant deze ook is. Naast het belastingvoordeel dat het aanbieden van opleidingen oplevert, mogen wij ook de voordelen niet uit het oog verliezen die opleidingen op langere termijn kunnen hebben voor de vaardigheden en de motivatie van de werknemers. Wij kunnen alleen maar hopen dat deze maatregel de werkgevers ertoe zal aanzetten te investeren in de opleiding van hun werknemers.