Newsflash
Sociale inspecties en strafrecht

Een koninklijk besluit van 7 juni 2013 vult de bestaande wettelijke criteria aan die een vermoeden van schijnzelfstandigheid creëren voor de zogenaamde 'werken in onroerende staat' (bouwsector).

In augustus 2012 werd een (weerlegbaar) vermoeden van 'schijnzelfstandigheid' ingevoerd in de Arbeidsrelatieswet voor vier specifieke sectoren: de 'werken in onroerende staat' (zijnde voornamelijk de bouwsector, maar ook bepaalde activiteiten die onder andere paritaire comités vallen), de schoonmaak-, de bewaking- en de transportsector (zie onze newsletter van 19 september 2012). Het vermoeden is gebaseerd op negen socio-economische criteria opgenomen in de wet. Daarbij werd voorzien dat de 9 criteria kunnen worden aangevuld of gewijzigd bij koninklijk besluit.

Na een eerste koninklijk besluit in die zin voor de bewakingsector (zie onze newsflash van 23 mei 2013), werd nu een tweede koninklijk besluit gepubliceerd voor de zogenaamde 'werken in onroerende staat'. Het KB vult de bestaande wettelijke criteria (in beperkte mate) verder aan.

Onder de aanvullingen vinden we onder meer:

  • Het gebrek aan persoonlijke aansprakelijkheid van de persoon die de werken uitvoert
  • Het niet vrij kunnen kiezen van klanten of onderhandelen van contracten
  • De garantie op een vaste vergoeding waarbij echter geen rekening wordt gehouden met de vaste voorschotten voor materialen en grondstoffen
  • Het zich niet voordoen als een onderneming ten aanzien van derden, zoals wanneer geen gebruik gemaakt wordt van eigen logo's, belettering op voertuigen,...
  • Niet onafhankelijk werken van de werkploegen van de medecontractant.

Daarnaast verduidelijkt het KB het begrip "onderneming" dat in een aantal criteria voorkomt, zoals bvb. in "de ontstentenis van beslissingsmacht aangaande de financiële middelen van de onderneming". Er wordt verduidelijkt dat het gaat om de onderneming die de werken uitvoert.

> Actiepunt:

Nagaan of er op basis van de (aangevulde) criteria sprake is van een (weerlegbaar) vermoeden van schijnzelfstandigheid of niet.