Newsflash
Openbare sector
Einde van de arbeidsovereenkomst

In een arrest van 12 oktober 2015 heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat noch de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen, noch de beginselen van behoorlijk bestuur (en in het bijzonder de voorafgaande hoorplicht), van toepassing zijn op het ontslag van een contractueel werknemer door een werkgever in de publieke sector.

Een contractueel aangeworven werknemer die  te werk gesteld werd door een stad en  ontslagen werd, vorderde een schadevergoeding van zijn voormalige werkgever wegens een beweerde miskenning van de motiveringsplicht en de voorafgaande hoorplicht. In hoger beroep had het Arbeidshof van Gent (afdeling Brugge) de werknemer gelijk gegeven.

Het Hof van Cassatie (gemengde kamer) heeft het arrest van het Arbeidshof te Gent vernietigd, op basis van de volgende overwegingen:

Uit de wetsgeschiedenis van de hogergenoemde wet van 29 juli 1991 blijkt dat deze niet van toepassing is op het ontslag van contractueel aangeworven werknemers door administratieve overheden.

De beginselen van behoorlijk bestuur (waarvan de hoorplicht deel uit maakt)  kunnen geen afbreuk doen aan de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, die de werkgever niet verplicht om een werknemer te horen alvorens over te gaan tot ontslag.

Het Hof van Cassatie maakt met zijn arrest een einde aan de omstreden discussie omtrent de toepasselijkheid van de wet betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen en de voorafgaande hoorplicht in het kader van de beginselen van behoorlijk bestuur in het geval van ontslag van een contractuele werknemer in de publieke sector.

Niettemin blijft er onzekerheid bestaan voor werkgevers in de publieke sector met betrekking tot het ontslagrecht vermits de regels inzake de ontslagmotivering specifiek voor werkgevers uit de publieke sector, die verwacht worden sinds het arrest van het Grondwettelijk Hof van 7 juli 2011, nog steeds niet aangenomen zijn.

 

> Actiepunt

De werkgevers uit de publieke sector kunnen ontslagen doorvoeren zonder rekening te houden met de wet betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen en de beginselen van behoorlijk bestuur. Zij moeten daartegen wel de verplichtingen naleven die worden opgelegd door de Arbeidsovereenkomstenwet (zoals bijvoorbeeld de ontslagmotivering bij een dringende reden), het verbintenissenrecht (krachtens hetwelk het ontslagrecht uitgeoefend dient te worden op een wijze die de grenzen van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtige en bezorgde werkgever niet manifest te buiten gaat) en de interne regels van toepassing binnen de instelling (bijvoorbeeld  het administratief statuut en het arbeidsreglement).