Newsflash
Arbeidstijd en vrije tijd

In een arrest van 2 maart 2023 deed het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak over de begrippen dagelijkse en wekelijkse rusttijden. Het Hof herinnert eraan dat dit autonome begrippen betreffen en niet anders kunnen worden uitgelegd dan in overeenstemming met de definities in de artikelen 3 en 5 van de richtlijn 2003/88/EG. Er kan dan ook niet worden gesteld dat de dagelijkse rusttijd onder de wekelijkse rusttijd kan vallen. Volgens het Hof gaat het om verschillende rechten en kan het bestaan van het ene recht geen afbreuk doen aan het andere, ongeacht de vraag of de wetgeving van de lidstaat gunstiger is dan de richtlijn van de Unie.

De feiten die aanleiding gaven tot de prejudiciële vragen die voorgelegd werden aan het Europees Hof hadden betrekking op een Hongaarse werknemer die als treinbestuurder werkzaam was. Volgens het nationaal recht had hij recht op een ononderbroken rusttijd van 12 uur tussen twee werkperioden en op een wekelijkse rusttijd van 48 opeenvolgende uren.

In de bewuste procedure had de werknemer een vordering tot betaling van achterstallig loon ingesteld. Hij was met name van oordeel dat hij recht had op een dagelijkse rusttijd vóór en na de wekelijkse rusttijden. Wanneer aan de betrokken werknemer een wekelijkse rusttijd werd toegekend of wanneer hij verlof nam, werd hem immers geen dagelijkse rusttijd toegekend.

De werkgever stelde daarentegen dat de dagelijkse rusttijd reeds inbegrepen was in de wekelijkse rusttijd en dat een afzonderlijke rusttijd slechts moest worden toegekend om twee werkperioden van elkaar te scheiden.

De verwijzende rechter heeft vijf prejudiciële vragen gesteld, die het Hof in drie delen heeft behandeld. 

De eerste en de tweede vraag aan het Hof betroffen de begrippen dagelijkse en wekelijkse rusttijd. De vraag was of de dagelijkse rusttijd kan worden inbegrepen in de wekelijkse rusttijd, dan wel of het om afzonderlijke begrippen gaat die niet mogen worden samengenomen.

Het Hof is van oordeel dat de wekelijkse rusttijd en de dagelijkse rusttijd twee autonome begrippen zijn, die niet hetzelfde doel hebben en die door twee afzonderlijke bepalingen worden geregeld. De dagelijkse rusttijd laat de werknemer toe om "zich gedurende een bepaald aantal uren, die niet alleen aaneengesloten moeten zijn, maar ook onmiddellijk moeten volgen op een periode van arbeid, terug te trekken uit zijn arbeidsmilieu". De wekelijkse rusttijd stelt de werknemer in staat "om binnen elk tijdvak van zeven dagen enige tijd te rusten".

De dagelijkse rusttijd maakt dus geen deel uit van de wekelijkse rusttijd en het recht op dagelijkse rust komt bovenop het recht op wekelijkse rust.

De derde vraag had betrekking op het gegeven dat de nationale regeling ruimer is dan richtlijn 2003/88/EG: er is in Hongarije namelijk een langere nationale wekelijkse rusttijd dan wat Europees is voorzien. In dit verband herinnert het Hof eraan dat het bestaan van een gunstigere nationale regeling geen invloed heeft op de interpretatie van de richtlijn. Dit impliceert dat - ook wanneer de nationale regeling een langere wekelijkse rusttijd toekent – dit niets af doet aan de interpretatie van het begrip “dagelijkse rusttijd”, zoals gedefinieerd door het Europese recht.

Met de vierde en de vijfde vraag, verzoekt de Hongaarse rechter ten slotte in essentie of de werknemer recht heeft op een dagelijkse rusttijd, zelfs wanneer deze wordt gevolgd door een wekelijkse rusttijd. Het Hof antwoordt opnieuw dat de twee begrippen autonoom zijn en verschillende doeleinden hebben. De werknemer moet zich dus "gedurende een bepaald aantal uren uit zijn arbeidsmilieu kunnen terugtrekken", zelfs wanneer de dagelijkse rusttijd wordt gevolgd door een andere rusttijd.

Aandachtspunt

De Belgische wetgeving bepaalt reeds dat de dagelijkse rusttijd van 11 opeenvolgende uren wordt toegevoegd aan de wekelijkse rusttijd van 24 uren, om tot een totaal van 35 opeenvolgende uren te komen. Als Belgische werkgever zou dit arrest dus geen gevolgen hebben voor uw activiteiten in België.

Echter, indien u in het buitenland actief bent (bijvoorbeeld in Hongarije of in andere landen die behoren tot de Europese Unie), dan zal het belangrijk zijn om te controleren of de dagelijkse rusttijd niet wordt samengenomen met de wekelijkse rusttijd, ook al is de op nationaal niveau voorziene wekelijkse rusttijd al gunstiger dan het op Europees niveau voorziene minimum.