Newsflash
Oneerlijke concurrentie en intellectuele eigendom

In een arrest van 14 januari 2011 heeft het Arbeidshof van Brussel de regels inzake de intellectuele eigendomsrechten van een werknemer op een octrooi (uitvinding) gepreciseerd, en een vordering tot vergoeding van een werknemer afgewezen.

Tot op heden bestaat er naar Belgisch recht geen wettelijke regeling voor eigendomsrechten van octrooien die worden gerealiseerd naar aanleiding van de uitvoering van een arbeidsovereenkomst. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld auteursrechten, software, tekeningen en modellen, enz. waarvoor wel specifieke wettelijke bepalingen bestaan. Specifiek voor auteursrechten kan de werkgever deze slechts verwerven op grond van een uitdrukkelijke overeenkomst tot overdracht van rechten met zijn werknemers. Voor software geldt de omgekeerde regel: de werkgever kan aanspraak maken op alle rechten op software ontwikkeld in het kader van de arbeidsovereenkomst, tenzij dit contractueel anders wordt geregeld.

Met betrekking tot octrooien gaat de rechtsleer en rechtspraak ervan uit dat een onderscheid moet gemaakt worden tussen dienstuitvindingenafhankelijke uitvindingen en vrije uitvindingen waarbij enkel de eigendomsrechten op dienstuitvindingen toekomen aan de werkgever. In dit geval kon de werkgever aantonen dat de werknemer belast werd met een inventieve taak in het kader waarvan de uitvinding tot stand was gekomen.

Het arrest van het Arbeidshof van Brussel duidt op het belang voor de werkgever om "in de arbeidsovereenkomst of een later addendum" een correcte clausule op te nemen inzake de overdracht van intellectuele eigendomsrechten. Zoniet loopt de werkgever het risico geconfronteerd te worden met een (financieel potentieel hoge) vordering van creatieve werknemers. Bovendien kunnen werknemers in dergelijke gevallen de goede werking van de onderneming (trachten te) ondermijnen door gerechtelijke procedures zoals beslag of kort geding in te stellen.