Kruimelpad
De bijzondere ontslagbescherming van contractuele personeelsleden bij HR-Rail
In zijn arrest van 23 maart 2023 bevestigde het Grondwettelijk Hof dat het niet discriminerend is om voor contractuele personeelsleden die een syndicaal mandaat bekleden (of hiertoe kandidaat waren), te voorzien in een bijzondere ontslagbescherming en voor de statutaire personeelsleden niet.
Het Hof is van mening dat de statutaire personeelsleden en de statutaire personeelsleden-stagiairs reeds genieten van een uitgebreide ontslagbescherming.
De feiten die aan de basis liggen van deze prejudiciële vraag hebben betrekking op het ontslag van een statutair commercieel bediende-stagiair bij HR Rail: de werkgever van alle medewerkers van de Belgische Spoorwegen. Deze werknemer had zijn ontslag aangevochten voor de Raad van State. Hij betoogde dat hij als statutair personeelslid ook aanspraak had moeten kunnen maken op de bijzondere ontslagregeling voor (kandidaat-) syndicale afgevaardigden, net zoals zijn contractuele collega’s.
Op vraag van het statutaire personeelslid werd door de Raad van State een prejudiciële vraag gesteld aan het Grondwettelijk Hof, namelijk of de artikelen 10 en 11 van de Grondwet worden geschonden in zoverre de wet van 18 maart 2018 ‘houdende wijzigingen van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen en aan het Gerechtelijk Wetboek inzake de sociale verkiezingen voor bepaalde organen van sociale dialoog van de Belgische Spoorwegen ’ (hierna: wet van 18 maart 2018) een bijzondere ontslagbescherming voorschrijft voor contractuele personeelsleden die kandidaat waren bij de sociale verkiezingen en niet voor statutaire personeelsleden?
De artikelen 19 tot 22 van de wet van 18 maart 2018 schrijven voor dat contractuele syndicale afgevaardigden en kandidaat-syndicale afgevaardigden slechts ontslagen kunnen worden om een dringende reden die vooraf door het arbeidsgerecht aangenomen werd, of om economische redenen die vooraf door de Nationale Paritaire Commissie bij tweederdemeederheid van de uitgebrachte stemmen werd erkend.
De artikelen schrijven aldus een bijzondere ontslagbescherming voor die vergelijkbaar is met de ontslagbescherming in de privésector, zoals voorzien door de wet van 19 maart 1991 ‘houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden’.
Het Grondwettelijk Hof stelde als doorslaggevende vraag voorop of alle werknemers (zowel de statutairen als de contractuelen) die verkozen werden of zich kandidaat stelden bij de sociale verkiezingen, voldoende beschermd waren tegen ontslag zodat de sociale dialoog te allen tijde gegarandeerd bleef.
Het Hof stelde vast dat de beëindiging van een tewerkstelling bij de overheid inderdaad verschillend is naargelang het personeelslid contractueel dan wel statutair tewerkgesteld werd. Voor de contractuele personeelsleden bij HR-Rail geldt immers een specifieke ontslagbescherming die voortvloeit uit de kandidaatstelling bij de sociale verkiezingen. Echter, voor de statutaire ambtenaar (alsook de ambtenaar-stagiair) geldt dan weer een andere, strikte ontslagregeling, nu zijn ambt enkel beëindigd kan worden op grond van redenen die uitdrukkelijk in zijn statuut staan opgenomen. Om die reden oordeelde het Hof dat de betrekking van de statutaire ambtenaar sowieso gewaarborgd bleef, nu voor deze ook een strikte ontslagregeling gold.
Aangezien voor alle statutaire personeelsleden en statutaire personeelsleden-stagiairs reeds een uitgebreide ontslagbescherming geldt, werd geoordeeld dat het verschil in behandeling berust op een objectief criterium (namelijk de juridische aard van de arbeidsrelatie), en dat statutaire personeelsleden van HR-Rail rechtsgeldig uitgesloten worden van de bijzondere ontslagbescherming zoals voorgeschreven door de wet van 18 maart 2018.
Actiepunt
Contractuele personeelsleden bij HR-Rail die zich kandidaat stellen voor de sociale verkiezingen genieten een bijzondere ontslagbescherming. Zij kunnen enkel ontslagen worden om redenen die vooraf door het arbeidsgerecht, dan wel door de Nationale Paritaire Commissie werden goedgekeurd. Statutaire personeelsleden genieten deze bijzondere bescherming niet, nu zij reeds de bescherming genieten die inherent verbonden is aan hun statuut. Dit verschil in behandeling werd nu ook als rechtsgeldig beschouwd door het Grondwettelijk Hof.
Het Grondwettelijk Hof sprak zich enkel uit over de bijzondere ontslagbescherming bij HR-Rail. Wees echter wel indachtig dat binnen de publieke overheidssector, meer algemeen gezien, ook een ontslagbescherming voor personeelsvertegenwoordigers van toepassing kan zijn. Dit wordt voorgeschreven door het ‘KB van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel’.