Newsflash

In een vonnis van 20 januari 2023 heeft de Franstalige arbeidsrechtbank van Brussel aan een werknemer uit de privésector het statuut van "klokkenluider" toegekend door toepassing van Europese rechtspraak, een aanbeveling van het Comité van Ministers van de Raad van Europa en een ondernemingscao. Het ontslag van de werknemer (om dringende reden) werd eveneens ongegrond, kennelijk onredelijk en als misbruik van het ontslagrecht beschouwd.

Een werkneemster met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur diende in haar functie van projectcoördinator toezicht te houden op een door de EU gefinancierd project, dat het voorwerp uitmaakte van een audit. Het auditcontract werd binnengehaald door een kantoor, dat evenwel een offerte had opgemaakt die het voorziene budget veruit oversteeg. De werkgever had ten aanzien van het auditkantoor aangegeven dat de (te hoge) offerte werd aanvaard met dien verstande dat het auditkantoor de algemene auditkosten van de onderneming voor dat jaar zou bevriezen. Nadat zij daartoe werd geadviseerd door een raadsman, meende de werkneemster dat dit nadelig kon zijn voor de EU en dat dit passieve corruptie kon uitmaken. Zij heeft dan ook haar werkgever in kennis gesteld van haar vermoeden van financiële onregelmatigheden.

De werkneemster werd aanvankelijk geschorst, terwijl haar werkgever de gedane melding ten gronde onderzocht. Nadat dit onderzoek was afgerond en er een rapport was opgesteld, werd de arbeidsovereenkomst van de werkneemster beëindigd om dringende reden, omdat zij een vermeende lasterlijke beschuldiging had geuit ten aanzien van haar werkgever.

Op het moment van de feiten was de Europese richtlijn 2019/1937 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden nog niet van toepassing. Wel was er reeds een aanbeveling van het Comité van Ministers van de Raad van Europa van 30 april 2014 om bescherming te bieden aan “personen die in het kader van hun arbeidsrelatie informatie over bedreigingen voor of inbreuken op het openbaar belang melden of onthullen”. Ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens had reeds verscheidene arresten uitgesproken waarbij werknemers werden ontslagen naar aanleiding van het uiten van problematische situaties binnen de onderneming waarin zij werden tewerkgesteld. Eén daarvan betrof het arrest Heinisch tegen Duitsland. Het Hof erkende in dit arrest dat werknemers het recht hebben om onwettig gedrag of onwettig handelen van hun werkgever te melden, mits inachtneming van hun plicht tot loyaliteit en discretie jegens hun werkgever, alsook rekening houdend met de goede naam van hun werkgever en diens zakelijke belangen. In de zaak Heinisch tegen Duitsland stelde het Hof een schending van het recht op vrije meningsuiting vast. Het Hof maakte daarbij de overweging dat de werknemer pas als laatste redmiddel een openbare bekendmaking kon doen, namelijk wanneer het manifest onmogelijk was om anders te handelen.

In het dossier dat voor de arbeidsrechtbank van Brussel werd gebracht, hield de rechtbank rekening met een volgende bepaling in een ondernemings-cao van de werkgever: "de werknemers dienen de mogelijkheid te hebben om hun bezorgdheden te uiten zonder vrees voor represailles of druk van de directie”. De arbeidsrechtbank oordeelde concreet dat de werknemer als "klokkenluider" had gehandeld, en dit op legitieme wijze. De rechtbank besliste dat de feiten eerst intern, bijvoorbeeld aan een hiërarchische overste, moesten gemeld worden, en dat – enkel indien dit onmogelijk bleek (bijvoorbeeld in geval van partijdigheid) – een openbare aanklacht kon overwogen worden. Welnu, in deze zaak had de werkneemster inderdaad eerst een interne aangifte gedaan. Bovendien had de werkneemster de beschuldigingen niet met kwaad opzet geuit, maar had zij louter haar vermoeden van een onregelmatigheid gemeld. Haar bedoeling was dus om te informeren en te waarschuwen, én zij had overigens haar aanklacht niet publiek kenbaar gemaakt

Het feit dat de arbeidsrechtbank de werkneemster als “klokkenluider” beschouwde, had drie gevolgen. Vooreerst werd het ontslag om dringende reden van de werkneemster afgewezen als ongegrond, aangezien zij zich als een voorzichtige en zorgvuldige werkneemster had gedragen, en aangezien haar melding niet als een vorm van laster of insubordinatie kon worden beschouwd. Daarnaast werd het ontslag kennelijk onredelijk geacht, omdat het een represaillemaatregel betrof naar aanleiding van haar melding. Tot slot oordeelde de rechtbank dat de werkgever zich schuldig had gemaakt aan misbruik van ontslagrecht, aangezien de reputatie van de werkneemster werd aangetast door de omstandigheden waarin het ontslag had plaatsgevonden. De rechtbank hield hierbij rekening met haar jarenlange anciënniteit.

Aandachtspunt

Voorzichtigheid is geboden wanneer een werkgever een ontslag of andere maatregelen overweegt ten aanzien van een werknemer die een melding heeft gemaakt van een slechte werking of een onregelmatigheid binnen de onderneming. Op vandaag moet er rekening worden gehouden met de Richtlijn 2019/1937 van het Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden en de Wet van 28 november 2022 betreffende de bescherming van melders van inbreuken op het recht van de Unie- of nationale recht vastgesteld binnen een juridische entiteit in de private sector, die represailles verbieden (voor de overheidssector is er afzonderlijke reglementering van toepassing). Uiteraard is er pas sprake van een bescherming van de klokkenluider, wanneer deze te goeder trouw heeft gehandeld. In dit verband verwijzen wij naar onze Newsletter over de Wet van 28 november 2022.