Newsflash
Collectieve arbeidsbetrekkingen

Om recht te hebben op werkloosheidsuitkeringen, moet de werknemer arbeidsgeschikt zijn. Wanneer een werknemer arbeidsongeschikt is tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid, zal hij ofwel recht hebben op ziekte-uitkeringen via het ziekenfonds, ofwel op gewaarborgd loon ten laste van de werkgever. De vraag of de werkgever gewaarborgd loon verschuldigd is in deze situatie, kwam op de voorgrond naar aanleiding van de veelvuldig toegepaste “corona-overmacht”-werkloosheid. De arbeidsrechtbank te Antwerpen nam terzake een verrassend standpunt in.

Een werknemer die ziek is tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid, heeft geen recht op werkloosheidsuitkeringen. Hij zal dan uitkeringen ontvangen van het ziekenfonds, dan wel gewaarborgd loon van de werkgever. De vraag welk van beide vergoedingen de werknemer desgevallend kan claimen, is niet altijd duidelijk te beantwoorden. De wetgeving voorziet in dit kader immers geen uniforme regels die zowel op arbeiders als bedienden van toepassing zijn.

Om te bepalen of de werknemer recht heeft op gewaarborgd loon, wordt doorgaans gebruik gemaakt van volgend principe: de schorsingsgrond waarvan als eerste vaststaat dat ze zou plaatsvinden, primeert. Met andere woorden, indien de werknemer ziek is vooraleer vast stond dat de werknemer werkloos zou zijn, dan heeft de werknemer recht op gewaarborgd loon.

Dan rijst nog een volgende vraag, namelijk voor welke dagen de werknemer recht heeft op gewaarborgd loon. Voor de arbeiders is het antwoord terug te vinden in het artikel 56 van de Arbeidsovereenkomstenwet. Dit artikel voorziet dat er enkel recht is op gewaarborgd loon voor de dagen waarop de arbeider effectief - indien hij dus niet ziek zou geweest zijn - had moeten en kunnen werken. Dit zal dan weer afhangen van de vraag of er sprake is van:

  • volledige tijdelijke werkloosheid, waarbij de arbeiders helemaal niet meer werken; of
  • gedeeltelijke tijdelijke werkloosheid, waarbij werkloosheidsdagen worden afgewisseld met arbeidsdagen.

Bij volledige tijdelijke werkloosheid heeft de arbeider tijdens de periode van werkloosheid geen recht op gewaarborgd loon, maar wel op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen ten laste van de mutualiteit. Bij gedeeltelijke tijdelijke werkloosheid moet worden gekeken naar de werkloosheidsplanning om te bepalen of een arbeider recht heeft op gewaarborgd loon:

  • voor de geplande werkloosheidsdagen heeft de werknemer recht op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen ten laste van de mutualiteit;
  • voor de geplande arbeidsdagen betaalt de werkgever het gewaarborgd loon.

Het bewuste artikel 56 van de Arbeidsovereenkomstenwet heeft echter enkel betrekking op arbeiders en niet op bedienden.

De FOD WASO en het RIZIV pasten echter deze bepaling naar analogie ook toe voor bedienden. In navolging van dit standpunt werd dan ook het voormelde mechanisme, in het bijzonder tijdens de piekperiode van “corona-overmacht”-werkloosheid, eveneens toegepast voor bedienden.

De arbeidsrechtbank te Antwerpen heeft in een vonnis van 20 juli 2021 deze uitbreiding naar bedienden niet aanvaard. De rechtbank bevestigde wél het principe van de chronologie van de schorsingsgronden, dus het hiervoor reeds aangehaalde principe dat de schorsingsgrond waarvan als eerste vaststaat dat ze zou plaatsvinden, voorrang heeft. Zij ging evenwel niet zo ver om het artikel 56 van de Arbeidsovereenkomstenwet naar analogie toe te passen op de bedienden.

Een bediende die ziek werd vóór de aanvang van de tijdelijke “corona-overmacht”-werkloosheid, behoudt dus het recht op gewaarborgd loon gedurende de eerste 30 dagen van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte. En dit zelfs indien de bediende in deze periode niet in de mogelijkheid zou verkeren om te werken, bijvoorbeeld wegens tijdelijke corona-overmacht.

Dit vonnis is uiteraard niet alleen relevant voor de vraag naar het verschuldigd zijn van gewaarborgd loon wegens ziekte tijdens periodes van de op heden nog bestaande “corona-overmacht”-werkloosheid (voorlopig tot 31 december 2021). Ook voor wat betreft toekomstige gevallen van samenloop tussen arbeidsongeschiktheid en de  ‘klassieke’ vormen van tijdelijke werkloosheid bij bedienden, is dit vonnis van tel. Het valt overigens af te wachten of de FOD WASO en het RIZIV hun standpunten verder zullen aanhouden, dan wel zich zullen schikken naar het tussengekomen vonnis.

Actiepunt

Wanneer een bediende ziek wordt en nadien volgt er binnen de onderneming een periode van tijdelijke werkloosheid, dan is het aangewezen om het risico in te schatten gelet op deze tussengekomen rechtspraak. De kans bestaat immers dat de bediende naast gewaarborgd loon voor de dagen waarop hij had moeten werken, ook gewaarborgd loon vordert voor dagen waarop hij niet had moeten werken.