Kruimelpad
Moet de werkgever de bril van beeldschermwerkers terugbetalen? - Het Hof van Justitie beantwoordde deze vraag positief.
Op 22 december 2022 sprak het Europees Hof van Justitie zich uit over de vraag of een werkgever moet instaan voor de kost van een corrigerende bril voor een beeldschermwerker met gezichtsproblemen. Deze prejudiciële vraag, die door een Roemeense rechter voor het Hof werd gebracht, werd bevestigend beantwoord.
Wat impliceert dit arrest nu voor een Belgische werkgever?
De feiten die ten grondslag liggen aan deze prejudiciële vraag hebben betrekking op een Roemeense werknemer die stelde dat hij door zijn werk met een sterk achteruitgaand gezichtsvermogen te kampen kreeg. Op aanraden van zijn arts schafte hij zichzelf een corrigerende bril aan. Aangezien de Roemeense nationale gezondheidszorg niet voorziet in een terugbetaling van deze bril, klopte de werknemer aan bij zijn werkgever. De werkgever weigerde echter in de terugbetaling van de aangekochte bril te voorzien. Hierop startte de werknemer een gerechtelijke procedure voor de Roemeense rechtbank. Vooraleer de Roemeense rechter zich in graad van beroep uitsprak over het geschil stelde deze een prejudiciële vraag aan het Europees Hof van Justitie.
De vraag of een werkgever daadwerkelijk dient in te staan voor deze kost moet beantwoord worden aan de hand van de Europese richtlijn 90/270/EEG betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur.
Artikel 9 van deze richtlijn stelt dat werknemers een passend onderzoek van de ogen en van het gezichtsvermogen moeten kunnen ondergaan alvorens ze beginnen te werken met een beeldscherm, dan wel op gezette tijden of wanneer zich gezichtsstoornissen voordoen die het gevolg zijn van het werken met een beeldscherm. Indien uit dit onderzoek blijkt dat een oftalmologisch onderzoek vereist is, moeten de werknemers dit kunnen ondergaan. Verder bepaalt het artikel dat indien uit het algemeen dan wel uit het oftalmologisch onderzoek blijkt dat normale correctiemiddelen niet gebruikt kunnen worden, speciale, met het betrokken werk verband houdende correctiemiddelen verkregen moeten worden. Bijkomend bepaalt het artikel dat in geen geval dit extra kosten voor de werknemers met zich mag meebrengen.
Het Hof oordeelde dat dit artikel geïnterpreteerd moet worden in die zin dat speciale correctiemiddelen ook brillen met corrigerende glazen kunnen omvatten en dat deze middelen niet uitsluitend beroepsmatig gebruikt moeten worden. Een bril die specifiek gericht is op het corrigeren en voorkomen van gezichtsstoornissen die verband houden met het werk kan/mag dus ook in de privésfeer gebruikt worden. Bijkomend bepaalt het Hof dat de opgelopen beschadiging aan de ogen niet veroorzaakt moet zijn door het werken met een beeldscherm.
Het Hof benadrukt dat de richtlijn niet voorschrijft hoe de werkgever aan zijn verplichting moet voldoen: hij kan een bril ter beschikking stellen of terugbetalen. De terugbetaling kan zelfs voorzien worden middels de betaling van een toeslag. Deze toeslag moet noodzakelijkerwijze wel de uitgaven van de aankoop van het speciaal correctiemiddel dekken. Zo werd een algemene loontoeslag die permanent werd uitbetaald niet in aanmerking genomen, nu deze toeslag niet bestemd leek te zijn om de uitgaven van het gezichtscorrectiemiddel te dekken.
Nationale rechtelijke instanties, waaronder ook de Belgische, zijn gebonden door de beslissingen van het Hof van Justitie. De vraag stelt zich dan ook of een Belgische werkgever moet voorzien in een bril voor zijn beeldschermwerkers met gezichtsproblemen.
Richtlijn 90/270/EEG werd in de Belgische wetgeving opgenomen in boek VIII – titel 2 van de Codex over het welzijn op het werk. In de Codex is voorzien dat werknemers die gewoonlijk en gedurende een aanzienlijk aandeel van hun normale werktijd gebruik maken van beeldschermapparatuur in bepaalde gevallen ook aanspraak kunnen maken op een correctiemiddel. Concreet schrijft de Codex voor dat wanneer de resultaten van het oftalmologisch onderzoek dit vereisen én indien een normaal correctiemiddel de uitoefening van het werk op een beeldscherm niet mogelijk maakt, de werknemer moet beschikken over een speciaal correctiemiddel dat uitsluitend met het betrokken werk verband houdt. De kosten van dit correctiemiddel vallen ten laste van de werkgever.
De Belgische Codex Welzijn voorziet bijgevolg in een gelijkaardige bepaling als hetgeen is voorzien in de Richtlijn 90/270/EEG. Gelet op het arrest van het Europees Hof van Justitie kunnen we besluiten dat ook een bril met corrigerende glazen als speciaal correctiemiddel kan worden beschouwd. Hoewel het correctiemiddel uitsluitend met het betrokken werk verband mag houden, sluit het Hof van Justitie niet uit dat dit ook in de privésfeer kan/mag worden gebruikt.
Het is evenwel niet zo dat iedere werknemer zomaar zijn/haar bon voor de aankoop van een bril kan binnenbrengen bij de werkgever. Zowel de richtlijn als de Codex Welzijn bepalen uitdrukkelijk dat de werkgever enkel dient tussen te komen wanneer een normaal correctiemiddel niet volstaat.
Actiepunt
Wees als werkgever indachtig dat uw werknemers in bepaalde gevallen aanspraak kunnen maken op een beeldschermbril indien zij een aanzienlijk deel van hun werktijd voor een beeldscherm doorbrengen. Dit recht staat evenwel enkel open voor werknemers waarvoor een gewone bril of een leesbril niet afdoende beschermen tegen gezichtsstoornissen die verband houden met het werk.