Newsflash
Pensioenen

Werknemers die geen of een beperkt aanvullend pensioen opbouwen zullen binnenkort via inhoudingen op hun loon op eigen initiatief een aanvullend pensioen kunnen opbouwen bij een pensioeninstelling naar keuze. De regels zijn opgenomen in het wetsontwerp van 31 oktober 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers (“VAPW”) dat wellicht in het eerste kwartaal van 2019 in werking zal treden. 

Voor wie?

Werknemers die op ondernemingsvlak of op sectoraal niveau géén aanvullend pensioen opbouwen of een aanvullend pensioen opbouwen dat lager is dan 3% van het referentieloon (met een absoluut minimum van 1.600 EUR) komen in aanmerking voor het VAPW.

Hoe werkt het?

Werknemers die in aanmerking komen voor het VAPW zullen vanaf 2019 een VAPW-overeenkomst kunnen afsluiten bij een pensioeninstelling naar keuze.  Zowel verzekeringsondernemingen als pensioenfondsen kunnen zo’n product aanbieden. De werkgever moet in dat geval de VAPW-bijdragen inhouden op het nettoloon van de werknemer en die doorstorten aan de pensioeninstelling. De werknemer moet zijn werkgever minstens 2 maanden op voorhand informeren over het in te houden bedrag en de periodiciteit van de inhoudingen.  Hij dient zijn werkgever eveneens een attest van de pensioeninstelling te bezorgen, dat bevestigt dat een pensioenovereenkomst werd gesloten en de gegevens van de pensioeninstelling bevat.

De werkgever is geen partij bij de VAPW-overeenkomst, die tot stand komt tussen de werknemer en de pensioeninstelling. Hij vervult wel een administratieve rol: het inhouden en doorstorten van de bijdragen.  De werknemer kan het bedrag van de inhouding (of de stopzetting ervan) maximum twee keer in de loop van het kalenderjaar wijzigen.

De wettelijke minimum rendementsgarantie is niet van toepassing op de VAPW-overeenkomst. Werknemers zullen dus enkel het rendement genieten aangeboden door de pensioeninstelling.

Werkgevers die dit wensen kunnen een kaderovereenkomst sluiten  met een specifieke pensioeninstelling waarbinnen dan individuele overeenkomsten kunnen tot stand komen. De werknemer kan echter steeds kiezen om een beroep te doen op een andere pensioeninstelling.

Hoeveel kan gestort worden?

De werknemer beslist zelf over de hoogte van de bijdrage. De bijdrage is echter beperkt tot 3% van het referentieloon (dit is het aan RSZ-onderworpen bruto loon) dat de werknemer heeft verdiend in de loop van het tweede jaar (n-2) dat voorafgaat aan het jaar van opbouw (n).  Indien 3% van het referentieloon lager is dan 1.600 EUR, dan geldt dit bedrag (bedrag voor 2019) als maximale premie.

Indien de werknemer van een (beperkt) aanvullend pensioen geniet wordt de aanwas van de verworven reserves tussen het tweede (n-2) en eerste jaar (n-1) voorafgaand aan het jaar van de opbouw (n) in mindering gebracht om de uiteindelijke maximumpremie te bepalen.

(Para-)fiscale behandeling

De werknemer zal van een belastingvermindering van 30% (+ gemeentelijke opcentiemen) genieten op de VAPW-bijdrage, voor zover de 80%-regel wordt gerespecteerd. Daarnaast is de werknemer de 4,4% verzekeringstaks verschuldigd op de VAPW-bijdrage. Het pensioenkapitaal is onderworpen aan de ZIV-bijdrage (3,55%) en de solidariteitsbijdrage (0%-2%). Het pensioenkapitaal wordt in principe belast aan 10% (+ gemeentelijke opcentiemen). Voor de werkgever zijn er géén parafiscale gevolgen aangezien de premie wordt afgetrokken van het nettoloon.

Afschaffing individuele voortzetting

De inwerkingtreding van het vrij aanvullend pensioen voor werknemers zal ertoe leiden dat de individuele voortzetting, zoals momenteel voorzien in artikel 33 van de Wet op de Aanvullende Pensioenen (“WAP”), wordt afgeschaft.

> Actiepunt

Ga na of uw werknemers op ondernemingsvlak of op sectoraal vlak een pensioen opbouwen dat minstens gelijk is aan 3% van het aan RSZ onderworpen loon of 1.600 EUR. Indien dit niet het geval is bent u er vanaf de inwerkingtreding van de VAPW gehouden om voor werknemers die dit zouden vragen de bijdragen tot het VAPW in te houden op hun nettoloon en door te storten aan de pensioeninstelling van hun keuze.