Newsflash
Gegevensbescherming en privacy

Op 11 mei 2021 oordeelde het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dat de boete die werd opgelegd door een Luxemburgse rechtbank aan een werknemer die geheime fiscale documenten van klanten van zijn werkgever lekte, geen schending uitmaakt van zijn recht op vrijheid van meningsuiting. Klokkenluiders zullen in de toekomst steeds een belangenafweging moeten maken tussen enerzijds het publieke belang om bepaalde informatie te ontvangen en anderzijds de schade die hierdoor kan worden toegebracht aan de werkgever.

De werknemer of “klokkenluider” was op het moment van de feiten tewerkgesteld bij een consultancy bureau gevestigd in Luxemburg waar hij zich hoofdzakelijk bezig hield met fiscale dossiers. Tijdens de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst kreeg hij kennis van fiscale regelingen tussen verschillende multinationals en de Luxemburgse belastingdienst, waarbij deze multinationals van uiterst voordelige belastingregelingen genoten.

Eind 2012 lekte de werknemer verscheidene van deze belastingafspraken aan een onderzoeksjournalist, hetgeen nadien bij het grote publiek beter bekend werd onder de naam “LuxLeaks”. Hierop werd de werknemer door een Luxemburgse rechtbank strafrechtelijk veroordeeld omwille van het onrechtmatig bekendmaken van bedrijfsgeheimen en vertrouwelijke informatie.

De werknemer spande zijn zaak aan bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, aangezien hij van mening was dat deze veroordeling een schending was van zijn recht op vrijheid van meningsuiting. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens stelde eerst vast dat de werknemer inderdaad als een “klokkenluider” beschouwd moest worden, gelet op de voorgaande rechtspraak van het Hof.

Het Hof concludeerde vervolgens dat het in casu een belangenafweging moest maken tussen enerzijds het publieke belang om bepaalde informatie te ontvangen en anderzijds de mogelijke schade die een bekendmaking van bedrijfsgeheimen kan veroorzaken aan de werkgever.

Het Hof kwam tot de conclusie dat de gelekte informatie niet van die aard was om de onrechtmatige openbaarmaking te rechtvaardigen. Het stelde vast dat de gelekte documenten geen essentiële, nieuwe of voorheen onbekende informatie uitmaakten. De openbaarmaking van de informatie woog dus niet op tegen de schade die geleden werd door zijn werkgever, namelijk een grote reputatieschade en het verlies van vertrouwen van cliënten.

Verder hield het Hof ook rekening met de gematigde boete van 1.000 EUR die was opgelegd door de Luxemburgse rechtbank. Het Hof concludeerde dat deze boete, gelet op het relatief lage bedrag, geen grote inperking veroorzaakte op het recht van vrijheid van meningsuiting van de werknemer.

Het Hof bevestigde eveneens dat de Luxemburgse rechtbank binnen zijn beoordelingsmarge is gebleven door een correcte belangenafweging te maken. In de huidige zaak is er dus geen schending van artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (het recht op vrijheid van meningsuiting).

Key takeaway?

Rechtbanken zullen in de toekomst bij de onrechtmatige bekendmaking van vertrouwelijke informatie door een werknemer dus steeds een belangenafweging moeten maken. Hierbij kunnen rechtbanken wel degelijk rekening houden met de mogelijke schade die deze bekendmaking kan veroorzaken aan de werkgever.