Newsflash
Arbeidstijd en vrije tijd

In België moeten de wettelijke vakantiedagen worden opgenomen in de loop van het vakantiejaar zelf. De wet laat de overdracht van niet-opgenomen vakantiedagen naar een volgend kalenderjaar niet toe. Toch gebeurt het dikwijls dat werknemers niet al hun vakantiedagen opnemen. In een arrest van 6 november 2018 spoort het Hof van Justitie werkgevers aan om hun werknemers er actief toe aan te zetten hun vakantie op te nemen.

Op 6 november 2018 heeft het Europees Hof zich uitgesproken over de regel naar Duits recht dat niet-opgenomen vakantiedagen automatisch vervallen en niet meer kunnen worden omgezet in een vergoeding. Aan de basis lag een geschil tussen een werkgever en diens ex-werknemer die na afloop van de arbeidsovereenkomst nog een vergoeding vorderde voor niet-opgenomen vakantiedagen.

Het Hof oordeelt dat het onherroepelijke verlies van niet-opgenomen vakantiedagen niet in overeenstemming is met Europees recht, indien niet eerst wordt nagegaan of de werknemer effectief in staat werd gesteld om zijn vakantie op te nemen en of hij zich goed bewust was van de gevolgen van het verzaken aan zijn vakantie.

Dit arrest heeft mogelijk ook een impact op het Belgische recht. In België zal niet zozeer discussie rijzen over de uitbetaling van niet-opgenomen vakantiedagen aan het einde van het dienstverband, omdat die in dat geval worden gedekt door het vertrekvakantiegeld, maar eventueel wel over vakantiedagen die niet zijn opgenomen aan het einde van het jaar.

In geval van overmacht, bijvoorbeeld bij langdurige ziekte, waardoor een bediende niet alle vakantiedagen kan opnemen, is de werkgever verplicht het resterende vakantiegeld uit te betalen, ten laatste op 31 december.

De situatie ligt anders indien er geen sprake is van overmacht, maar de werknemer er zelf voor kiest om niet alle vakantiedagen op te nemen. In dat geval gaan de niet-opgenomen vakantiedagen verloren en is de werkgever niet verplicht deze uit te betalen, wat vergelijkbaar is met de Duitse regel.

Een werkgever mag zijn werknemers in ieder geval niet verhinderen dat zij hun vakantie opnemen. In principe kan hij hiervoor worden gesanctioneerd (o.m. strafsancties, hoewel zelden toegepast in de praktijk, of een burgerlijke schadevergoeding). In zijn arrest benadrukt het Hof echter dat het niet volstaat dat de werkgever de werknemer niet verhindert zijn vakantie op te nemen, maar dat van werkgevers ook wordt verwacht dat zij hun werknemers actief aansporen om tijdig hun vakantie op te nemen. Zelfs indien de werknemer geen vakantie aanvraagt, moet de werkgever hem er dus, volgens het Hof, ‘formeel toe aanzetten’ dit wel te doen. Het Hof legt daarmee ook een link naar de verplichting voor werkgever het werk draaglijk en werkbaar te houden om stress en burn-out te voorkomen.

Concreet betekent dit dat de werkgever zijn werknemers er precies en tijdig over moet informeren dat zij de vakantiedagen die aan het einde van het jaar niet zijn opgenomen, onherroepelijk verliezen. Het is cruciaal dat de werknemer welbewust en met volledige kennis van de eraan verbonden gevolgen zijn vakantie niet opneemt, aldus het Hof. In geval van betwisting ligt de bewijslast bij de werkgever.

Noteer ten slotte dat dit minder relevant is voor de arbeiders. Zij krijgen in de maand mei hun enkel en dubbel vakantiegeld uitbetaald door de RJV of hun vakantiefonds. Dit vakantiegeld is definitief verworven, ook al neemt de arbeider zijn vakantiedagen niet op.

> Actiepunt

Als werkgever bent u verplicht erop toe te zien dat uw werknemers al hun wettelijke vakantiedagen vóór het einde van het jaar opnemen. Omdat het jaar stilaan ten einde loopt, kan u hen hier best nu nog eens aan herinneren. Wordt hier geen gevolg aan gegeven, zet uw vraag dan best op papier, zodat u alvast niet kan worden verweten dat u hen hebt verhinderd hun dagen op te nemen.