Newsflash
Gegevensbescherming en privacy

Een directeur, vergezeld van een vakbondsafgevaardigde, breekt het kleedkastje van een schoonmaakster open, buiten haar medeweten, en treft er goederen aan die toebehoren aan de onderneming. Geconfronteerd met deze vaststelling bekent de werkneemster ze daar te hebben gelegd.

Het Arbeidshof van Brussel heeft, in een arrest van 2 mei 2011, geoordeeld dat deze vaststellingen onwettig zijn wegens schending van de privacy van de werknemer, beschermd door artikel 22 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Daarbij heeft het Arbeidshof het legitieme belang van de werkgever om een onderzoek in te stellen naar de verdwijning van goederen afgewogen tegen het recht van de werknemer op de eerbiediging van haar privéleven. Het hof besloot dat de geviseerde controle disproportioneel was. De werkgever had immers aan de werknemer kunnen vragen om zelf haar kleedkastje te openen in aanwezigheid van getuigen.

Bovendien gebruikt het hof, op geheel nieuwe wijze, het criterium van de "redelijke verwachtingen" ontwikkeld door het Hof van Cassatie in 2008. Het hof houdt in dit opzicht rekening met het feit dat de werknemer, die beschikte over een kleedkastje dat op slot was, redelijkerwijze kon verwachten dat niemand hier toegang toe zou hebben.

Een onwettig bewijs kan nochtans toegelaten worden, voor zover de onwettigheid de geloofwaardigheid van het bewijs of het recht op een eerlijk proces niet aantast. Dit principe is bevestigd in de zogenaamde 'Antigoon' rechtspraak. Het hof meent echter dat de geloofwaardigheid van de verklaringen van de directeur en de vakbondsafgevaardigde verzameld enkele jaren na de feiten is aangetast. Bijgevolg verwerpt het hof de getuigenverklaringen evenals de bekentenissen van de werknemer, die het hof onregelmatig acht aangezien ze verkregen zijn op ongeoorloofde manier.