Newsflash
Einde van de arbeidsovereenkomst
Discriminatie
Arbeidstijd en vrije tijd

In een arrest van 7 juli 2011 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat de wettelijke bepalingen m.b.t. de opzeggingstermijnen voor arbeiders en m.b.t. de 'carenzdag' voor arbeiders in strijd zijn met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel.

Het Hof geeft de wetgever twee jaar tijd (uiterlijk tot 8 juli 2013) om te verhelpen aan deze discriminatie en om de harmonisatie van de statuten van arbeiders en bedienden te voltooien.

Reeds in een arrest van 8 juli 1993 had het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat het verschil in behandeling tussen arbeiders en bedienden dat uitsluitend gebaseerd is op de aard van het werk, bezwaarlijk beschouwd kan worden als een onderscheid dat op een objectief en redelijk criterium berust. Het was dan ook aan de wetgever om, minstens geleidelijk, te zorgen voor een toenadering tussen het statuut van arbeider en het statuut van bediende.

Vandaag, 18 jaar later, gaat het Grondwettelijk Hof dus een duidelijke stap verder. De inspanningen die de wetgever en de sociale partners intussen geleverd hadden, zijn, volgens het Hof, onvoldoende, en dit ondanks de recente totstandkoming van de nieuwe ontslagregels voor arbeiders en bedienden.

Volgens het Grondwettelijk Hof kunnen de bestaande wettelijke bepalingen dus slechts gehandhaafd blijven totdat de wetgever nieuwe bepalingen aanneemt en dit uiterlijk tot 8 juli 2013. Tot op dat moment zal er dus niets veranderen in de behandeling van arbeiders en bedienden (buiten de recent aangenomen wijzigingen in de ontslagregels). Indien de wetgever echter niet tijdig de nodige harmonisatiemaatregelen zou nemen, bestaat er een aanzienlijk risico dat arbeiders vanaf 8 juli 2013 dezelfde behandeling als een bediende zouden kunnen bekomen voor de rechtbank. Dit arrest zal dus ongetwijfeld zorgen voor een aardverschuiving in het Belgisch arbeidsrecht.