Newsflash
Gegevensbescherming en privacy
Einde van de arbeidsovereenkomst

Arrest van het Hof van Cassatie van 22 oktober 2012

Om het willekeurig karakter van het ontslag van een arbeider te weerleggen, hoeft de werkgever zich niet noodzakelijk te beroepen op feiten die zich voordoen tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.

Indien een arbeider beweert dat zijn ontslag willekeurig zou zijn, is het, overeenkomstig artikel 63 van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978, aan de werkgever om het bewijs te leveren dat de redenen ingeroepen voor het ontslag verband houden met de geschiktheid of het gedrag van de arbeider of berusten op de noodwendigheden inzake de werking van de onderneming, de instelling of de dienst, en dat deze redenen aan de oorsprong liggen van het ontslag.

Op 22 oktober 2012 velde het Hof van Cassatie een arrest betreffende het bewijs dat de werkgever moet leveren om het willekeurig karakter van het ontslag van een arbeider te weerleggen.

Volgens het Hof beperkt artikel 63 van de wet van 3 juli 1978 "de ontslagredenen die verband houden met de houding of het gedrag van de arbeider en die aan het ontslag het karakter van willekeurigheid kunnen ontnemen, niet tot het strikte kader van de contractuele relaties".

Dit betekent dat de werkgever het ontslag van een arbeider kan rechtvaardigen door het bewijs te leveren van ongepaste gedragingen die zich situeren buiten het kader van de arbeidsovereenkomst, bijvoorbeeld in het kader van zijn privéleven of van zijn vorige tewerkstelling.

> Actiepunt

Om een procedure wegens willekeurig ontslag te vermijden, kan de werkgever die een arbeider wenst te ontslaan, het ontslag best behoorlijk en voldoende nauwkeurig motiveren. Wanneer de motieven verband houden met de houding of het gedrag van de arbeider, hoeven deze motieven echter niet noodzakelijk hun oorsprong te vinden in de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.