Newsflash
Einde van de arbeidsovereenkomst
Werknemersvertegenwoordiging

In een arrest van 28 oktober 2010 (Trofimchuk tg. Ukraine) heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zich uitgesproken over een zaak waarin een werkneemster door haar werkgever (een onderneming in een Oekraïense gemeente) was ontslagen, hoofdzakelijk ten gevolge van haar deelname aan een stakingspost. 

De werkgever beriep zich onder meer op het feit dat de Oekraïense wettelijke procedure betreffende staking (die de naleving van een stakingsaanzegging voorzag) niet was nageleefd.

Eerst en vooral bevestigt het Hof dat de deelname van een werknemer aan een stakingspost deel uitmaakt van de uitoefening van het recht op vreedzame vergadering in de zin van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele vrijheden.

In een tweede fase stelt het Hof echter vast dat de Oekraïense wet, die het stakingsrecht garandeert, een procedure voorziet volgens welke dit recht kan uitgeoefend worden, maar die de werkneemster niet had gerespecteerd. Het Hof meent dat dergelijke procedure een gerechtvaardigde inmenging op het recht op vreedzame vergadering vormt, zodat het Verdrag niet is geschonden.

Het arrest van het Hof ligt in de lijn van haar recente rechtspraak, die evolueert naar een evenwicht tussen de rechten die tegen elkaar moeten worden afgewogen. Het kan ook in verband gebracht worden met bepaalde recente Belgische rechtspraak inzake stakingsposten die "blokkades" veroorzaken. Het Hof spreekt zich in casu niet uit over de legaliteit van dergelijke blokkades.

Deze beslissing doet opnieuw de vraag rijzen naar de doeltreffendheid van het onderscheid tussen "slechte" stakingen en "goede" stakingen die bepaalde "spelregels" respecteren, een onderscheid dat door het Hof van Cassatie is verworpen in een arrest van 1981. Net zoals de vraag of dergelijke regels, meestal aangenomen door de sociale partners, verplicht moeten worden nageleefd door de werknemers.

Dit arrest moet echter voorzichtig worden geïnterpreteerd in de mate dat het Hof geen analyse heeft gemaakt van de vraag of de nationale procedure wel voldeed aan de Europese eisen.