Newsflash
Mobiliteit en immigratie

De plaats van gewoonlijke tewerkstelling moet opzij worden gezet indien de overeenkomst nauwer verbonden is met een ander land. Dat principe geldt zelfs indien de werknemer ononderbroken en voor (zeer) lange duur werkte in het land van de plaats van gewoonlijke tewerkstelling.

Bij een internationale tewerkstelling zijn partijen in principe vrij om te bepalen welk recht hun arbeidsrelatie zal beheersen. Die rechtskeuze mag echter geen afbreuk doen aan het zogenaamde objectief toepasselijk recht.

Het Hof van Justitie maakt in zijn arrest Schlecker (C-64/12) van 12 september 2013 duidelijk dat het criterium nauwste band wel degelijk voor het criterium van de plaats van gewoonlijke tewerkstelling in aanmerking kan worden genomen voor het bepalen van dat objectief toepasselijk recht. Indien een werknemer weliswaar gewoonlijk in land A werkt maar de arbeidsovereenkomst nauwer verbonden is met land B, dan zal het recht van land B dus moeten beschouwd worden als het 'objectief toepasselijk recht'.

Het feit dat een werknemer gedurende zeer lange tijd (hier: meer dan 11 jaar) ononderbroken in een bepaald land heeft gewerkt doet daaraan geen afbreuk en betekent dus niet dat er geen nauwere band met een ander land zou kunnen bestaan.

Belangrijk is daarbij dat het Hof van Justitie verwijst o.m. naar de toepasselijke sociale zekerheid en het toepasselijk belastingstelsel. Ook met de criteria tot vaststelling van het salaris (bijvoorbeeld: barema) en de andere arbeidsvoorwaarden kan rekening worden gehouden.

> Actiepunt

Bij internationale tewerkstelling nagaan met welk land de arbeidsrelatie het nauwst verbonden is.