Newsflash
Arbeidstijd en vrije tijd

Teneinde zwart werk te bestrijden worden de publiciteitsvoorschriften van deeltijdse tewerkstelling gesanctioneerd met het vermoeden dat de betrokken werknemer voltijds tewerkgesteld is, overeenkomstig art. 22 ter RSZ-wet.

Art. 22 ter RSZ- wet kent een lange geschiedenis van controverse en werd meermaals gewijzigd. Met de huidige versie van art. 22 ter RSZ-wet ingevoerd in 2004 beoogde de wetgever een einde te stellen aan de interpretatie van de rechtspraak die het vermoeden van voltijdse tewerkstelling als weerlegbaar beschouwde. De Memorie van Toelichting verduidelijkt dat het de bedoeling was het vermoeden onweerlegbaar te maken. M.a.w. de werkgever mag zelfs niet proberen bewijzen dat de werknemers daadwerkelijk slechts deeltijds werkten.

Het Hof van Cassatie heeft nu echter geoordeeld in zijn arrest van 07/02/2011 dat het vermoeden van voltijdse tewerkstelling nog steeds weerlegbaar is, aangezien art 22 ter RSZ- wet niet vermeldt dat het vermoeden onweerlegbaar is. De voorwaarden opdat er sprake kan zijn van een onweerlegbaar vermoeden zijn niet vervuld. Betreffende de Memorie van Toelichting oordeelde het Hof van Cassatie dat deze aan een wetsbepaling geen draagwijdte kan geven die niet met de wettekst zelf overeenstemt.

Hopelijk beëindigt het arrest de controverse omtrent de aard van het vermoeden van voltijdse tewerkstelling. Het valt echter niet uit te sluiten dat de RSZ zal aansturen op een nieuw wetgevend initiatief.