Newsflash
Fiscaliteit en sociale zekerheid
Einde van de arbeidsovereenkomst

Inkomsten zoals opzegvergoedingen en loonachterstallen werden tot nu toe afzonderlijk belast “tegen de gemiddelde aanslagvoet met betrekking tot het geheel van de belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar waarin de belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad”.

Een wet van 7 april 2019, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 3 mei 2019, wijzigt deze fiscale behandeling met retroactieve ingang en dit vanaf 1 januari 2018. Voortaan zal het referentiejaar het jaar zijn tijdens hetwelk de belastingplichtige gedurende twaalf maanden belastbare beroepsinkomsten heeft ontvangen.

Opzegvergoedingen en loonachterstallen worden op een afzonderlijke manier behandeld. Om de progressiviteit van de personenbelasting af te remmen, worden deze vergoedingen afzonderlijk belast tegen de gemiddelde aanslagvoet van het laatste vorige jaar waarin de werknemer een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad.

Dit gaf aanleiding tot een discussie omtrent het begrip “het laatste vorige jaar waarin de belastingplichtige een normale professionele beroepsactiviteit heeft gehad”. Sommigen namen aan dat het volstond om beroepsinkomsten (zoals werkloosheidsinkomsten of het wettelijk pensioen) te ontvangen, terwijl anderen, hierin gevolgd door het Hof van Cassatie, aannemen dat men rekening moest houden met het laatste jaar waarin de belastingplichtige gedurende twaalf maanden had gewerkt.

De wet van 7 april 2019 wijzigt dit fiscaal regime op retroactieve wijze, met ingang vanaf 1 januari 2018. Om een einde te maken aan de controverse en om de rechtspraak van het Hof van Cassatie tegen te gaan, wordt voortaan expliciet verwezen naar “het laatste vorige jaar waarin de belastingplichtige twaalf maanden belastbare beroepsinkomsten heeft gehad”.

Concreet betekent dit, bijvoorbeeld, dat wanneer een belastingplichtige gedurende drie maanden heeft gewerkt en gedurende 9 maanden werkloosheidsuitkeringen heeft ontvangen, dat de gemiddelde aanslagvoet die toegepast zal worden op de opzegvergoeding berekend zal worden op de laatste 12 maanden, en niet op basis van het laatste vorige jaar waarin de persoon in kwestie effectief gedurende 12 maanden heeft gewerkt.

Dit betekent eveneens dat de loutere uitoefening van een professionele activiteit (bijvoorbeeld in het kader van een eenmanszaak) niet langer volstaat indien deze activiteit geen belastbare beroepsinkomsten oplevert in hoofde van de belastingplichtige.

> Aandachtspunt
Deze wetswijziging heeft geen directe impact op de bedrijfsvoorheffing, maar zou voordelig moeten zijn voor de belastingplichtige op het moment van de finale belasting.