Newsflash
Einde van de arbeidsovereenkomst
Arbeidstijd en vrije tijd

Tot voor kort werd algemeen aangenomen dat de opzeggingstermijn voor een werknemer die ontslagen wordt in een periode waarin hij zijn arbeidsprestaties heeft verminderd als gevolg van tijdskrediet, berekend moet worden op basis van het hypothetisch voltijds loon, terwijl de overeenstemmende opzeggingsvergoeding moet berekend worden op basis van het reële deeltijdse loon. Dit was de vaste interpretatie van de wet door de Belgische arbeidsgerechten.

Deze principes werden enigszins aan het wankelen gebracht door het Europese Hof van Justitie met het arrest van 22 oktober 2009 (arrest Meerts) waarin werd geoordeeld dat "in geval van deeltijds ouderschapsverlof" de opzeggingsvergoeding toch ook op basis van het hypothetisch voltijds loon moest worden berekend. Dit principe werd intussen verankerd in de Belgische wetgeving.

Ingevolge het arrest Meerts zijn sommigen van oordeel dat ook bij een vermindering van prestaties tijdens tijdskrediet voortaan niet alleen de berekening van de opzeggingstermijn, maar ook die van de opzeggingsvergoeding moet gebaseerd worden op het hypothetisch voltijds loon. Zoniet zou een ongerechtvaardigd onderscheid worden gemaakt tussen werknemers die hun arbeidsprestaties verminderen in het kader van ouderschapsverlof tegenover werknemers die hetzelfde doen in het kader van tijdskrediet. De Minister van Werk heeft de Nationale Arbeidsraad dienaangaande om advies gevraagd.

Een eerste uitspraak van de Arbeidsrechtbank van Brussel van 29 april 2010 veegt dit standpunt nu van tafel en stelt formeel dat het nieuwe principe inzake ouderschapsverlof niet kan worden doorgetrokken naar het tijdskredietstelsel. Met andere woorden: voor werknemers die genieten van tijdskrediet moet de opzeggingsvergoeding nog steeds worden berekend aan de hand van het reële (en dus deeltijdse) loon. Deze discussie wordt ongetwijfeld vervolgd!