Newsflash
Mobiliteit en immigratie

Voor de toepassing van de Europese reglementering, is de plaats van uitoefening van de beroepsactiviteit de plaats waar de betrokken persoon concreet zijn taken uitvoert die verbonden zijn aan deze activiteit.

Artikel 3, § 1, al. 4 van het koninklijk besluit nr. 38, zoals geïnterpreteerd door het Arbitragehof, voorziet dat elke persoon benoemd tot mandataris in een aan de Belgische belasting onderworpen vennootschap, die de vennootschap niet bestuurt vanuit België, op onweerlegbare wijze wordt vermoed in België een beroepsactiviteit uit te oefenen.

Op vraag van het Arbeidshof van Brussel, heeft het Hof van Justitie op 27 september 2012 geoordeeld dat, voor de mandatarissen die een Belgische vennootschap besturen vanuit een andere Lidstaat, het onweerlegbaar karakter van het vermoeden dat zij hun activiteit in België uitoefenen, het Europees recht schendt.

Het Hof stelt immers dat aan de "plaats van uitoefening" van de beroepsactiviteit een uniforme definitie moet worden gegeven en dat dit moet worden begrepen als "de plaats waar de betrokken persoon concreet de aan die werkzaamheid verbonden handelingen verricht"

Bijgevolg kunnen de personen die benoemd zijn tot mandataris in een Belgische vennootschap toch aantonen dat zij hun activiteit uitoefenen in een andere Lidstaat, en zo voor deze activiteit ontsnappen aan de onderwerping aan de Belgische sociale zekerheid voor zelfstandigen.

Deze beslissing kan trouwens een invloed hebben op de kwalificatie van de activiteit van de mandataris en op de bepaling van de Lidstaat van onderwerping. Het komt immers toe aan de Lidstaat waar de activiteit concreet wordt uitgeoefend, om te bepalen of het gaat om een werknemersactiviteit of een zelfstandige activiteit.

> Actiepunten

De Lidstaten bepalen waar de activiteit van mandataris van een vennootschap concreet wordt uitgeoefend, alsook de door de wetgeving van deze Lidstaat gegeven kwalificatie aan de activiteit van de mandataris (werknemersactiviteit of zelfstandige activiteit) en de eventuele invloed hiervan op de bepaling van de Lidstaat van onderwerping.