Newsflash
Ondernemingsrecht en corporate governance

Het Hof van Justitie besliste in zijn arrest van 21 november 2018 (HVJ) dat een persoon die op permanente wijze is belast met hetzij het bemiddelen hetzij het tot stand brengen van de verkoop of de aankoop van goederen in naam en voor rekening van derden zijn activiteiten kan uitoefenen vanuit de bedrijfsgebouwen van zijn opdrachtgever. Deze persoon kan worden beschouwd als een "handelsagent" op voorwaarde dat hij zelfstandig is, zelfs als hij andere functies binnen het bedrijf vervult.

Een zelfstandig dienstverlener was verantwoordelijk voor de afdeling “op maat gemaakte keukens”, die hij verkocht in naam en voor rekening van zijn principaal. De principaal beëindigde de mondelinge overeenkomst tussen partijen zonder opzegtermijn, noch opzegvergoeding. 

De persoon in kwestie wierp eerst voor de arbeidsrechtbanken op dat hij een handelsvertegenwoordiger zou zijn geweest. Zijn eis werd afgewezen omdat de overeenkomst geen arbeidsovereenkomst, maar een aannemingsovereenkomst voor zelfstandige diensten was.

Bijna vier jaar na het begin van de gerechtelijke procedure heeft dezelfde persoon dan een vordering ingesteld voor de rechtbank van koophandel (nu ondernemingsrechtbank genoemd). Hij baseerde zijn vordering daar op het bestaan van de aannemingsovereenkomst. De principaal beriep zich op het bestaan van een handelsagentuurovereenkomst en stelde dat de vordering onontvankelijk was wegens verjaring. Er geldt immers een termijn van één jaar vanaf het einde van de handelsagentuurovereenkomst waarbinnen men de vordering moet instellen.

Het is binnen dit kader dat de rechtbank van koophandel het Hof van Justitie heeft ondervraagd over de karakteristieke elementen van een handelsagentuurovereenkomst.

Op de vraag of de plaats waar de prestaties worden uitgevoerd een pertinent element vormt om te besluiten tot het bestaan van een handelsagentuurovereenkomst, antwoordt het Hof van Justitie dat geen enkele wettelijke bepaling de kwalificatie als “handelsagent” uitdrukkelijk afhankelijk stelt van het feit dat de betrokkene zijn activiteit buiten de bedrijfsruimten van de principaal uitoefent.

Het Hof herinnert eraan dat de enige drie criteria die in concreto moeten worden onderzocht om de kwalificatie als handelsagent te weerhouden, de volgende zijn:  (1) de hoedanigheid van zelfstandige tussenpersoon, (2) op basis van een overeenkomst permanent met de principaal verbonden zijn (niet noodzakelijkerwijs exclusief)  en (3) het uitoefenen van een activiteit die bestaat in het tot stand brengen (en eventueel afsluiten) van de verkoop of aankoop van goederen in naam en voor rekening van derden. 

Het Hof van Justitie concludeert niettemin dat de plaats waar de diensten worden uitgevoerd in aanmerking wordt genomen om de mate van “zelfstandigheid” te beoordelen en de autonomie waarover deze persoon moet beschikken om de hoedanigheid van "handelsagent" in te roepen.

> Actiepunt

Onthoud dat een onafhankelijke dienstverlener die optreedt als tussenpersoon bij het bemiddelen van koop en verkoop van goederen en diensten, de hoedanigheid van handelsagent kan inroepen zelfs indien deze activiteit wordt gevoerd vanuit de kantoren van zijn opdrachtgever. Hij kan zich dan ook op de beschermende regels beroepen, waaronder met name het recht op een uitwinningsvergoeding.