Newsflash
Ondernemingsrecht en corporate governance

De Arbeidsrelatiewet van 27 december 2006 formuleert vier criteria waaraan getoetst kan worden of er sprake is van een arbeidsrelatie of een zelfstandige samenwerking.

Deze criteria betreffen:

-          de wil der partijen zoals die in hun overeenkomst werd uitgedrukt;

-          de vrijheid van organisatie van de werktijd;

-          de vrijheid van organisatie van het werk;

-          de mogelijkheid een hiërarchische controle uit te oefenen.

 

In het arrest van 6 december 2010 heeft het Hof van Cassatie voor het eerst een gedetailleerde interpretatie gegeven omtrent het criterium vrijheid van de organisatie van het werk.

De feitelijke situatie betrof een zelfstandige samenwerking als stukadoor. De zelfstandige in kwestie beschikte echter niet over de vereiste beroepskennis, gezien hij lasser van beroep was, waardoor de opdrachtgever precieze richtlijnen diende te verstrekken omtrent wat er moest gebeuren en hoe het werk moest worden uitgevoerd.

Het Arbeidshof te Antwerpen oordeelde dat slechts één element, namelijk de organisatie van het werk in de richting wees van de uitoefening van het gezag, hetgeen niet volstond om de kwalificatie van zelfstandige samenwerking uit te sluiten. Bovendien meende het Arbeidshof dat de uitoefening van de controle enkel betrekking had op de kwaliteit van het geleverde werk.

Het Hof van Cassatie verwierp de redenering van het Arbeidshof. Het geven van duidelijke instructies bij gebrek aan beroepskennis impliceert volgens het Hof van Cassatie dat er een controle kan worden uitgeoefend die verder reikt dan een loutere controle van de kwaliteit van het geleverde werk in het kader van een zelfstandige samenwerking. Een gebrek aan beroepskennis in combinatie met het ontbreken van vrijheid in de organisatie van werk (aangezien de werknemer instructies nodig had om zijn taken uit te voeren), is niet verzoenbaar met een zelfstandige samenwerking.

Dit arrest wijst erop dat in het kader van een zelfstandige samenwerking voorzichtigheid aan de dag moet worden gelegd wanneer precieze richtlijnen worden verstrekt, meer bepaald in het geval de medecontractant niet over de nodige beroepskennis beschikt.