Newsflash
Openbare sector

Er heerst al geruime tijd controverse over de vraag of een werkgever uit de publieke sector een verhoor moet houden voorafgaand aan het ontslag van een contracuele werknemer. In een arrest van 12 oktober 2015 heeft het Hof van Cassatie deze discussie beslecht (zie onze newsflash van 6 november 2015 ). De Raad van State heeft dit standpunt gevolgd. Met een arrest van 6 juli 2017 (n°86/2017), heeft het Grondwettelijk Hof de discussie echter nieuw leven ingeblazen.

Het Hof van Cassatie oordeelde op 12 oktober 2015 dat noch de  wet betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen, noch de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (in het bijzonder het beginsel betreffende het voorafgaand verhoor) van toepassing zijn op het ontslag van een contractuele werknemer in de publieke sector. Dit standpunt werd op 27 september 2016 bevestigd door de Raad van State en wordt sindsdien gevolgd door de arbeidsgerechten.

Standpunt van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof moest zich onlangs uitspreken over het gelijkheids -en non-discriminatiebeginsel tussen statutair en contractueel  overheidspersoneel.

In een arrest van 6 juli 2017 oordeelde het Hof dat contractueel en statutair overheidspersoneel dat geconfronteerd wordt met een beslissing tot beëindiging van de arbeidsrelatie zich in een vergelijkbare situatie bevindt, en dit ondanks hun verschillend statuut.

Vervolgens brengt het Hof in herinnering dat het principe audi alteram partem impliceert dat een werknemer die als gevolg van een negatieve evaluatie van zijn gedrag het risico loopt een ernstige maatregel te worden opgelegd, voorafgaand ingelicht moet worden en zijn opmerkingen kenbaar moet kunnen maken.

Uiteindelijk heeft het Hof geoordeeld dat, indien de bepalingen van de arbeidsovereenkomstenwet zo worden geïnterpreteerd dat een werknemer van een publieke overheid voorafgaand aan zijn ontslag om redenen verband houdend met zijn persoon of gedrag niet gehoord moet worden, dit als een schending van het gelijkheidsbeginsel moet worden beschouwd. Als de bepalingen zo worden geïnterpreerd dat ze dit niet in de weg staan, schenden ze het gelijkheidsbeginsel niet.

We merken op dat deze uitspraak geen betrekking heeft op de bepaling inzake het ontslag om dringende reden (artikel 35).

> Actiepunt

Gelet op de juridische onzekerheid in deze materie, raden wij aan om een contractuele werknemer van de publieke sector voorafgaand te horen indien er ontslag wordt overwogen dat betrekking heeft op diens persoon of gedrag. Volgens ons kan dit in geen geval tot gevolg hebben dat de toepasselijke termijn van drie werkdagen in geval van ontslag om dringende reden niet gerespecteerd zou kunnen worden.