Newsflash
Einde van de arbeidsovereenkomst
Discriminatie

Artikel 83, § 1 van de Arbeidsovereenkomstenwet maakt het voor de werkgever mogelijk een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van een werknemer die de leeftijd van 65 jaar bereikt, te beëindigen met een verkorte opzeggingstermijn, meer bepaald drie of zes maanden naargelang de anciënniteit van de werknemer meer of minder dan vijf jaar bedraagt.

Een werknemer die de leeftijd van 65 naderde, werd op basis van deze bepaling opgezegd met een opzeggingstermijn van zes maanden. Daarop vorderde hij een aanvullende opzeggingsvergoeding van 22 maanden loon voor de Arbeidsrechtbank te Antwerpen. De opgezegde werknemer was immers van oordeel dat artikel 83, § 1 strijdig was met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en met de het verbod op leeftijdsdiscriminatie zoals voorzien in de zogenaamde Europese Kaderrichtlijn 2000/78 en de Belgische antidiscriminatiewetten. De Arbeidsrechtbank legde de kwestie via een prejudicià«le vraag voor aan het Grondwettelijk Hof.

Het Hof besloot dat het verschil in behandeling op basis van artikel 83, § 1 wel degelijk gerechtvaardigd was. Het Hof oordeelde dat de regeling op een objectief criterium is gebaseerd en redelijk verantwoord is aangezien het onderscheid gegrond is op het feit of de werknemer al dan niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt en dus in principe aanspraak kan maken op een volledig rustpensioen.

Daarnaast stelde het Hof dat deze bepaling een legitieme doelstelling van sociale aard heeft aangezien de korte opzeggingstermijnen bestemd zijn om de tewerkstelling na de pensioengerechtigde leeftijd te vergemakkelijken. Indien de normale opzeggingstermijnen van toepassing zouden zijn, zou de werkgever soms jaren vooraf moeten beslissen over het al dan niet verder tewerkstellen van de werknemer die de pensioenleeftijd heeft bereikt.

Het Hof wijst er bovendien op dat de werkgever niet verplicht is om de verkorte opzeggingstermijn toe te passen en dus een langere opzeggingstermijn kan betekenen.

Tenslotte meent het Hof dat de bewuste bepaling evenmin een discriminatie zou vormen volgens het Europese discriminatierecht.

Dit arrest verduidelijkt dat de verkorte opzeggingstermijn voor 65-plussers niet strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Over de verenigbaarheid van het onderscheid met het Europees verbod van leeftijdsdiscriminatie komt het finaal oordeel toe aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.