Newsflash
Mobiliteit en immigratie

Op 15 maart 2011 sprak het Europees Hof van Justitie zich uit over de wijze waarop het recht dat op de arbeidsovereenkomst van toepassing is moet worden bepaald bij een tewerkstelling in meerdere landen. In casu ging het om een vrachtwagen-chauffeur in het internationaal vervoer met standplaats in Duitsland, in dienst van een Luxemburgse werkgever.

Volgens het Verdrag van Rome zijn de partijen bij het sluiten van een arbeidsovereenkomst vrij om het toepasselijk recht te kiezen. Deze rechtskeuze mag er wel niet toe leiden dat de werknemer de bescherming verliest van de dwingende bepalingen van het recht dat van toepassing zou geweest zijn bij gebreke van een rechtskeuze. In dit geval is het toepasselijk recht dat van het land waar de werknemer gewoonlijk werkt. Indien de werknemer niet in eenzelfde land gewoonlijk werkt, is het toepasselijk recht dat van het land van de vestiging die de werknemer in dienst nam.

In de rechtsleer bestond een strekking die van oordeel was dat, van zodra een werknemer in meer dan één land werkte, er geen land van gewoonlijke tewerkstelling is, zodat naar het tweede criterium (land van de vestiging die de werknemer in dienst nam) moet worden gekeken.

In haar arrest Koelzsch maakt het Europees Hof van Justitie komaf met deze strekking Ook wanneer de werknemer in meerdere landen werkt moet het eerste criterium (plaats van gewoonlijke tewerkstelling) in principe worden toegepast. Enkel wanneer het voor de rechter niet mogelijk is te bepalen met welk land de arbeid een duidelijk aanknopingspunt heeft, geldt het tweede criterium.

Het Hof definieert de plaats van gewoonlijke tewerkstelling als de plaats waar of van waaruit de werknemer het belangrijkste deel van de verplichtingen t.a.v. zijn werkgever vervult. Dit is de plaats waar of van waaruit de werknemer daadwerkelijk zijn beroepswerkzaamheden verricht en, bij gebreke van een zakencentrum, de plaats waar hij het grootste deel van zijn werkzaamheden verricht. Zo moet de rechter onder meer nagaan van waaruit en waar de werknemer zijn transportopdrachten hoofdzakelijk verricht, waar hij zijn instructies voor zijn opdrachten ontvangt en zijn werk organiseert, waar zich de arbeidsinstrumenten bevinden, en naar welke plaats de werknemer na zijn opdrachten terugkeert.

Deze rechtspraak ligt in de lijn met de eerdere rechtspraak van het Hof in verband met de bevoegde rechter en met de Rome I Verordening, die thans uitdrukkelijk bepaalt dat bij gebreke van een rechtskeuze het toepasselijke recht dat is van het land waar of van waaruit de werknemer gewoonlijk werkt. De Rome I Verordening is van toepassing op arbeidsovereenkomsten gesloten op of na 17 december 2009.

H.v.J. 15 maart 2011 (Heiko Koelzsch/Luxemburg (C-29/10))