Newsflash
Werknemersvertegenwoordiging

Hoewel er onder bepaalde voorwaarden een afzonderlijke vertegenwoordiging mogelijk is voor kaderleden in de ondernemingsraad, bestaat er voor hen geen vergelijkbare regeling in het CPBW. In een recent arrest oordeelt het Grondwettelijk Hof dat dit geen discriminatie vormt.

In de ondernemingsraad kan een aparte vertegenwoordiging voor kaderleden voorzien worden wanneer de onderneming minstens 15 kaderleden tewerkstelt. Voor het CPBW is een dergelijke afzonderlijke vertegenwoordiging niet voorzien. De kaderleden maken dan deel uit van de kieslijsten van de bedienden.

De Nationale Confederatie van het Kaderpersoneel (NCK) heeft deze situatie aangeklaagd op basis van het feit dat kaderleden een afzonderlijke socio-professionele groep vormen. De NCK beroept zich op een schending van de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet, van het Herziene Europees Sociaal Handvest en van het Verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de bevordering van het collectief onderhandelen.

In een arrest van 14 november 2012 heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat deze verschillende regeling niet discriminatoir is. Het Hof onderstreept dat de bevoegdheden van de ondernemingsraad een afzonderlijke vertegenwoordiging voor kaderleden verantwoorden. Het Hof meent dat dit niet (in dezelfde mate) het geval is voor de bevoegdheden van het CPBW. De positie van kaderleden is hier immers niet fundamenteel verschillend van die van de andere bedienden. Bovendien kunnen zij op het niveau van het CPBW opkomen en stemmen op lijsten van de bedienden.

Het Hof herinnert er tot slot aan dat de afwezigheid van kaderleden in het CPBW niet betekent dat hun belangen in dat orgaan niet aan bod komen, aangezien de personeelsvertegenwoordigers alle personeelsleden van de onderneming vertegenwoordigen.